zondag 6 september 2009

The Way Things Are. EM Delafield

1st: "Did I tell you what Johnnie said, after he'd had his reading-lesson today?"

Nog voor de Persephone Press, de Vintage Classics of de NYRB Classics was er Virago. Op hun agenda geen 18de eeuwse 'klassiekers' van vrouwelijke auteurs zoals Pandora die eventjes de wereld in stuurde (op een Fanny Burney-uitzondering na dan) maar leesbare romans die schandelijk vergeten bleken, omdat ze te middle class, te middle brow of te vrouwelijk waren. Alleen al voor het opnieuw lanceren van Sylvia Townsend Warner verdienen ze alle krediet. En voor Elizabeth Taylor. En voor Elizabeth Von Arnim. En voor F.M. Mayor. En zo voorts.

Delafields Diary of a Provincial Lady was een onvermijdelijke keuze. Virago besloot echter om nog een aantal andere romans van haar opnieuw uit te geven, o.a. deze The Way Things Are.
Volgens de inleiding is het een komedie, minstens zo goed als E.F. Benson of Evelyn Waugh.
Ik kan er niet meteen een komedie in herkennen. Maar ik heb dan ook moeite om te weten wat ik precies las. Was het een romance? Was het een anti-romance? Allebei? Waarom dan niet meteen ook een komedie?

Onze heldin, Laura is al zeven jaar getrouwd en heeft twee kinderen: Johnnie, haar favoriet, en Edward die haar onverschillig laat. Haar man leeft zijn leven achter zijn krant of in zijn tuin en zij heeft dan wel een paar verhalen gepubliceerd maar lijkt het meeste van haar tijd aan het huishouden, de problemen met de bedienden en de kinderen te spenderen. Ze is te intelligent voor haar omgeving, voor de routine van bridge en onbenullige diners die op het platteland voor entertainment moeten doorgaan, maar ziet niet meteen een alternatief. Tot ze Duke Ayland ontmoet. Ze worden verliefd. Wat fijn zou zijn, indien ze niet getrouwd en moeder van twee was. Het valt niet mee om elkaar in het geheim te ontmoeten en de enkele keren dat het hen toch lukt, beseft ze al gauw dat het weinig zin heeft, omdat ze niet van plan is haar man en kinderen te verlaten. Ze moet hem laten gaan. Einde verhaal.
Is dit een komedie? Als je kan lachen met 'Brief Encounter' misschien. Ook al zitten er best grappige stukken in.

Before the slow pony had drawn Laura and Mr. Mindy in the governess-cart, as far as Applecourt, she perceived that he would provide his own entertainment. In a steady, pleasant, unfaltering way, Mr. Mindy talked, and talked, and talked...
Laura listened to him in something that gradually became a minor form of hypnotic trance.
How interesting Mr. Mindy might be, if only he gave one less at a time, she reflected dreamily.

Helaas lijkt E.M. Delafield een beetje op deze Mr. Mindy. Laura's routine wordt wel tien keer beschreven tot de lezer in deze eindeloze cirkel van gedachten over de kinderen en de ongeïnteresseerde man en de bedienden zelf in een soort hypnotische trance sukkelt. Is dit bedoeld? Het kan niet anders. Telkens de kinderen opdraven, (en het zijn het soort rotkinderen dat je met plezier een oorvijg verkoopt, ttz. normale kinderen, die zich aanstellen, die weinig broederliefde vertonen, aandacht trekken, ziek vallen op de meest onmogelijke momenten, zonder twijfel hand en arm nemen als je hen een vinger toont) lezen we hoe de moeder de voorkeur geeft aan het ene kind en niet aan het andere. Wel dertig keer. Waarom? Onze heldin wordt er niet sympathieker door ook al moet je haar eerlijkheid appreciëren. Maar waarom telkens weer? Is dat een vorm van humor die me is ontgaan, de herhaling als grap?
Het boek is wonderbaarlijk, in de zin dat je denkt dat je het rechttoe-rechtaan kunt lezen, als je niet in de hoekjes en kantjes van de tekst gaat zoeken naar ironie maar je vol doodsverachting in de miskende Laura gooit:

Ayland told her all those things about herself that she most wished to believe, but had been forced to doubt since for so many years no one had appeared to perceive them. Under the magic of his words she could feel herself actually verifying them.
He found her beautiful, and courageous, and lovable and gifted - and she became so.
"I have never been alive before," thought Laura, her mouth trembling.
They talked for hours.
Nothing that they said was new, except to themselves.

Tot je beseft dat het niet lukt om je in de romance te verliezen. Delafield saboteert dat op ongeveer elke pagina. Kijk naar mijn personage, zegt ze. Is ze niet zielig? Heb je er geen medelijden mee? Maar waarom zou je? Ze is banaal.
En je geeft het toe, ja, ze is banaal. Dit hele verhaal is al honderd keer verteld, is een afkooksel van Emma Bovary en haar wilde schare: Effi Briest en Hedwig uit de Koele Meren des Doods en ongeveer alle Ibsenheldinnen en nog zoveel andere negentiende-eeuwse personages die zich stuk lopen tegen de muren van de mannenmaatschappij. We zijn hier dan wel in Engeland en een aantal jaren later en vrouwen slikken niet meer zo nonchalant arsenicum als ze twee kinderen hebben en net zonder gouvernante zitten maar toch, versneden, getemde heldin als ze is, behoort ze toch tot dezelfde stal als de volbloedvrouwen van een generatie voorheen.
En net als je hebt ontdekt dat het boek een flauw afkooksel is van de tragedies van vroeger, denk je: maakt het banale het niet alleen maar erger?
Zijn al die herhalingen, diezelfde gedachtegangen niet een manier om ons mee te geven hoe gevangen deze vrouw wel zit in haar wereld? Ik weet het niet. Het boek eindigt met de onafwendbare ontgoocheling, het opgeven van de liefde. En het gebeurt allemaal zonder het Grote Drama dat alles tenminste nog een glamoureuze nasmaak meegeeft:

In real life, Laura dreamily reflected, a moment of crisis was always followed by days and nights and days of anti-climax. One had to go on. And the thing that had been real and sustaining melted imperceptibly into the thing that was expedient at the moment...

She had renounced him, but she had also half-promised to give herself to him. It was an incredible, inconsistent, and nerve-racking state of affairs.
But things, Laura knew, are like that.


Nee, grappig is het niet. Maar wel levensecht. En het eindigt met de meest trieste woorden die ik in lange tijd las:

But how difficult, Laura reflected, to see oneself as an average woman and not, rather, as one entirely unique in unique circumstances...
It dawned upon her dimly that only by envisaging and accepting her own limitations, could she endure the limitations of her surroundings.


We krijgen drama voorgeschoteld, maar zonder de grootse gebaren, zonder de mogelijkheid om voluit mee te leven, tristesse zonder de kans om de diva uit te hangen, een aanvaarden van het kleine, het normale. Geen wonder dat het niet door lezers (en dan voornamelijk lezeressen, toch de beoogde afzetmarkt) in het hart wordt gedragen. Wie wil zijn eigen trieste leven nog eens in een boek terugvinden zonder dat de situatie is uitvergroot en zonder dat er een uitweg blijkt te zijn?
Virago heeft nog een ander boek van haar uitgegeven: Thank Heaven Fasting. Ben benieuwd of ik dat ergens op de kop kan tikken.

De Zomer van 1914. Roger Martin du Gard


1st: Jacques hield zijn nek krampachtig in de goede houding; hij was moe.

Na Luitenant-kolonel Meaumort, een van de leeservaringen van vorig jaar, was ik benieuwd naar ander werk van Roger Martin du Gard. Zou ik me wagen aan Les Thibault, de acht delen en een paar duizend pagina's lange geschiedenis van Jacques en Antoine Thibault, zeg maar gemakshalve geweten en rede, in de periode voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog? De eerste delen lazen vlotjes, ook al is het Frans nog steeds een vreemde taal en creëer ik waarschijnlijk een ander verhaal dan wat er op het papier staat. Na de eerste delen verloor het echter zijn vaart en ik stopte net voor été 1914. De goesting was over.

Kun je zomaar stoppen, middenin een werk van lange adem? Ja, dat kan. Stieg Larssons eerste boek was geweldig en het tweede was brol, dus waarom me ergeren aan een derde?
Of moest ik toch doorzetten? Het daagde me vorige week dat deel zeven vertaald was. (In de reeks van Pantheon der Nobelprijswinnaars, die ingebonden turven die me als vijftienjarige zwaar intimideerden vanop hun aparte schap in de bibliotheek.) Kon ik mijn lui brein met een vertaling verleiden?

Ondanks de naar mijn smaak ongelukkige combinatie van documentaire en psychologische analyse, blijft het verhaal relatief boeiend, voornamelijk omdat het irriteert. Vanaf het eerste boek heb ik partij gekozen voor Antoine, de verfoeide bourgeois, omdat hij nu eenmaal het gezond verstand is en omdat hij, zonder veel geanalyseer, mensen helpt. Hij is tenslotte dokter. Toegegeven, dat is hij uit eerzucht, maar het zal zijn patiënten een zorg wezen wat de beweegredenen zijn van de man die hen geneest. Hij heeft een werkbare filosofie voor zichzelf uitgewerkt en dat zal hem door zijn leven helpen.

'Hij dacht na. Niet over de oorlog, niet over Jacques, zelfs niet over Anne: hij dacht aan zichzelf. 'Ik ben op eenafschuwelijke wijze de slaaf van mijn beroep, dat is de waarheid,' peinsde hij. 'Ik heb nooit de tijd om na te denken...Alle mensen die het zo druk hebben, zijn misschien zoals ik. De besten natuurlijk. Want het zijn de besten, die zichzelf slachtofferen, die de verslindende eisen, welke het beroep hen stelt, aanvaarden...Wij zijn zo'n beetje vrije mensen die zichzelf verkocht hebben... Geen onzin,' zei hij kortaf tegen zichzelf; 'Wel! Leven, dat is ten slotte handelen. Niet filosoferen... Peinzen over het leven? Wat heeft dat voor nut? We weten bliksems goed, wat het leven is: een ongerijmd mengsel van verrukkelijke ogenblikken en smeerlapperij. Voor eens en altijd, er bestaat geen twijfel over... Leven wil niet zeggen, altijd alles in twijfel trekken.'

en later:

'Hun revolutie,' zei hij halfluid, 'is een alleraardigste trog, die ze voor ons klaar zetten. Alles tegen de grond, om opnieuw te kunnen beginnen, net als de straatjongens die aan 't gokken zijn. Idioten! Doe je werk, doodeenvoudig... In plaats van te lamenteren over de onvolmaaktheden van de maatschappij en haar je medewerking te ontzeggen, zou je beter je kunnen vastklampen aan wat bestaat, aan je omgeving, aan je tijd, zoals deze nu eenmaal zijn, en flink aanpakken zoals wij.'

Jacques is de idealist, de ontevredene, de passionele. Dat betekent natuurlijk niet alleen dat hij ongelukkig door het leven moet, maar ook dat hij anderen ongelukkig maakt. Zijn opofferingen zijn vergeefs en dat voelt hij ook steeds meer. De dreigende oorlog is waarschijnlijk ook voor hem een opluchting, omdat het werk van al die jaren, het streven naar een internationaal socialisme, eindelijk vruchten kan afwerpen.

De lezer begrijpt waarom de gevoelige en compromisloze puber van de eerste boeken uitgroeit tot een met goede intenties beladen compromisloze politiek geëngageerde rebel. Dat neemt niet weg dat we vragen hebben bij de positie waar hij zich bevindt. Hoe ongevaarlijk Jacques zelf ook is met zijn tirades tegen geweld, hij moet toch ook beseffen dat de meeste van zijn collega-revolutionairen uit ander hout zijn gesneden.

Op een bepaald moment valt de naam Ravachol. Ik ken de naam alleen uit een dwaas kinderliedje dat mijn vader vroeger met guitige oogjes zong: 'Do Re Mi Fa Sol, de boer kocht hem een bol, hij wist niet waar te steken en hij stak hem in zijn hol. Ra-va-chol.'

Wikipedia weet te vertellen dat de half Nederlandse François Claudius Ravachol een misdadiger was, die zijn daden in het heersende anarchistische discours verpakte en eind negentiende eeuw een symbool van wanhopige opstand werd. Is dit de held van onze held?

We weten hoe de communistische droom in Rusland al snel ontspoort zodat daar niet alleen de Vaan maar ook de sneeuw rood kleurt. Ook Jacques is grotendeels overtuigd dat er bloed moet vloeien voor het socialistische Paradijs een feit wordt. En die gedachte, begrijpelijk in de context, zorgt er voor dat ik mijn sympathie voor Jacques terug trek, zelfs al heeft hij dan volkomen gelijk met zijn preken over het proletariaat. En dat gebrek aan sympathie of empathie is fataal voor het boek of in elk geval voor mijn leeservaring. Het wordt al snel een poppenshow. Zeker als je weet dat de eerste wereldoorlog elke moment kan uitbreken en dat ze er waarschijnlijk allemaal aan gaan. Durf ik bekennen dat ik uitkijk naar de oorlog, zodat er eindelijk een einde komt aan Jacques' twijfels en het boek?

Je komt doorheen de boeken ook niet te weten waar Martin du Gards sympathieën liggen. Is hij eerder op de hand van Jacques of van Antoine? Was hij de ene en werd hij de andere? Of heeft hij, de kunstenaar, geen standpunt en observeert hij slechts?

"Als ik romanschrijver was, [zegt Daniël, de journalist in het boek] zou ik, geloof ik, nooit andere personen voor mijn verhalen kiezen. In ieder nieuw boek zou ik me weer met dezelfde perosnen bezig houden, om de karakters geheel uit te diepen."

Hier is duidelijk Martin du Gard zelf aan het woord. Het zou een onschuldige knipoog kunnen zijn, ware het niet dat zijn eigen personage hem veroordeelt:

Jacques zweeg vijandig. Wat leken hem die esthetische problemen kunstmatig, zinloos, niet ter zake.... Hij begreep zelfs de zin van Daniëls bestaan niet eens.

Waarom lees ik dan toch verder als de personages me onvoldoende interesseren? Omdat ik te weinig weet over het ontstaan van WO1. Omdat ik niet wist dat er volksopstanden waren, protesten tegen de oorlog. Omdat het allemaal beangstigend herkenbaar lijkt: de geruststellende berichten, de apathie, het gezond verstand dat nooit het laatste woord krijgt:

'Een duivels raderwerk, dat helemaal vanzelf gekoppeld schijnt te worden... Wij rollen voort naar de afrond, als een trein, waarvan de remmen niet meer pakken en die van een helling omlaag komt, meegesleurd door zijn eigen gewicht...De dingen lijken ons uit de handen gegleden te zijn... vanzelf te rennen... zonder dat iemand dat wil... Niemand... noch de ministers, noch de koningen... Wij hebben allen de indruk dat we wegspoelen, dat we onszelf niet meer zijn, dat we onttakeld zijn, dat we een speelbal zijn geworden... zonder te weten door hoe of door wie... Iedereen doet wat hij verzekerd had niet te zullen doen... wat hij een avond geleden absoluut niet wilde doen... Alsof allen, die verantwoordelijkheid dragen, stukken speelgoed zijn geworden - ik weet 't niet - van krachten, van occulte machten die het spel van zeer hoog en van zeer ver leiden.'

vrijdag 4 september 2009

Le testament français. Andreï Makine


1st: Encore enfant, je devinais que ce sourire très singulier repésentait pour chaque femme une étrange petite victoire.

Een Siberische jongen droomt een imaginair Frankrijk bij elkaar, gevoed door de herinneringen van zijn Franse grootmoeder. En wordt meteen met een gemis en een anders-zijn opgezadeld.
Boeken die focussen op herinneringen brengen bij mezelf vreemd genoeg (wel, misschien niet zo vreemd) vergeten herinneringen naar boven. Het zijn gelukkig geen verdrongen drama's, eerder stemmingen, een bepaalde lichtinval, semi-emoties die nauwelijks te vangen zijn, gewaarwordingen die we zelden of nooit delen omdat ze door de mazen van ons woordennet glippen. Makine probeert ze toch op papier te krijgen en veel lezers doen het boek dan ook af als tweederangs Proust. Alsof dat een belediging is. Sinds wanneer heeft Proust trouwens het alleenrecht op het vage en het vroege? Ik ben al lang blij wanneer ik het volgende mag lezen:

"Cette Koukouchka que je croyais s'en aller dans une direction inconnue, vers des pays inexistants sur la carte, vers des montagnes aux sommets neigeux, vers une mer nocturne où se confondent les camions des barques et les étoiles. Maintenant je sais que ce train va de la briqueterie de Saranza à la gare où l'on décharge ses wagonetts. Deux ou trois kilomètres en tout en pour tout. Beau voyage!"

Het einde van de verwondering is de einde van de kindertijd. Als je eenmaal in de appel van de boom van kennis hebt gebeten, word je onherroepelijk uit het Paradijs verdreven en alleen de flarden herinnering die schrijvers als Makine je kunnen geven, kleine Tantalussmaakjes, brengen je even terug. Op het einde heeft hij nog een plotwending in petto die het boek doet kantelen. Niet helemaal onverwacht maar de lezer blijft wel met mooie vragen achter. En een boek waar een bende arm-en beenloze oorlogsveteranen elkaar in een half hilarische maar dieptrieste scène op het dorpsplein te lijf gaat, kan geen verloren leesmoeite zijn. Een aanrader, zeker?


woensdag 6 mei 2009

Demian. Hermann Hesse (1919)



1st: Om mijn geschiedenis te vertellen, moet ik bij mijn prille jeugd beginnen.

Als adolescent gelezen op een zondagochtend in bed en volledig overdonderd. Toch wist ik een paar jaar later al niet meer waar het over ging.

In ieder mens heeft de geest gestalte gekregen, in ieder mens lijdt het schepsel, in ieder mens wordt een verlosser gekruisigd.
Veel geurt mij uit die tijd tegemoet en beroert mij innerlijk met smart en weldadig huiveren, donkere stegen en lichte, huizen en torens, klokslagen en mensengezichten, kamers vol huiselijk comfort en warme behaaglijkheid, kamers vol geheim en diepe angst voor spoken. Het ruikt naar warme beslotenheid, naar konijntjes en dienstboden, naar huismiddeltjes en gedroogd fruit. Twee werelden vermengden zich, van twee polen kwamen dag en nacht.
In deze tweede wereld waren dienstboden en werklieden, spookgeschiedenissen en roddelpraatjes, daar bestond een bonte stroom van wonderbaarlijke, lokkende, vreselijke, raadselachtige dingen, dingen als slachthuis en gevangenis, dronken mannen en ruzie makende vrouwen, barende koeien, gevallen paarden, verhalen over inbraken, moorden, zelfmoorden.


Het is een zoektocht naar zingeving. Liefde is geen doel op zich maar een weg naar het goddelijke, een manier van bezinnen, van zelfexploratie.
De verteller groeit van ideale zoon naar lastige puber. Zich geen blijf wetend met zijn intelligentie staat hij plots, een monster, middenin de reine Kerstsfeer van zijn familie en beseft niet goed hoe hij daar geraakt is. Die hint van buitenstaander zal me zeker aangetrokken hebben, samen met die drang naar wijsheid én de figuur van Demian die het boek een homo-erotische tintje gaf.
En nu, vijfentwintig jaar later?
Nu zie ik het een beetje rammelen, zie ik de intenties door de figuren heen steken.
Toch denk ik dat een intelligent iemand van veertien nog geïntrigeerd kanzijn door dit boek. Ik lees het ook met plezier en niet alleen met heimwee.

De cover is intelligent. Een appel. Waarmee wel meerdere boeken van start gaan. Het fictief stelen van appels heeft werkelijke gevolgen. Verzonnen zonden lopen over in echte zonden, in kleine diefstallen, een uithollen van zijn ziel. Het eerste deel werkt ook. Ik ben opnieuw verontwaardigd en bang bij die eerste scènes waar de jonge Sinclair wordt afgeperst. Hesse wil geen analyse van de puberteit geven, alleen zo goed mogelijk beschrijven wat hijzelf heeft meegemaakt: de tweestrijd tussen goed en kwaad, licht en donker.

Mijn bewustzijn leefde in een sfeer van het vertrouwde en het toegestane, mijn bewustzijn loochende de opdoemende nieuwe wereld. Maar daarnaast leefde ik in dromen, driften, wensen van ondergrondse herkomst, waarover dat bewuste leven steeds angstvalliger bruggen bouwde, want de kinderwereld in mijn binnenste stortte ineen. Zoals bijna alle ouders, deden ook de mijne niets aan de ontwakende levensdriften, dat was iets waarover men niet sprak… Ik weet niet of ouders in dit opzicht veel kunnen doen en ik maak de mijne geen verwijt… Ieder mens moet deze moeilijkheid doorstaan. Voor de doorsnee-mens is dit het punt in het leven waar de uitdaging van het eigen leven het felst met de omgeving in botsing komt, waar de weg vooruit op de meest bittere wijze moet worden bevochten. Velen ervaren het sterven en opnieuw geboren worden dat ons lot is, slechts deze ene keer in het leven, bij het vergaan en het langzaam ineenstorten van het kindzijn, als alles wat ons lief is geworden ons wil verlaten en wij plotseling de eenzaamheid en de dodelijke koude van het heelal om ons heen voelen. En zeer velen blijven voorgoed aan deze klip hangen en klampen zich hun leven lang smartelijk vast aan dat wat onherroepelijk voorbij is, aan de droom van het verloren paradijs, die de vreselijkste en moorddadigste van alle dromen is.

Daarmee is Prousts hele oeuvre ook meteen van de baan.

Alles werd nu anders. Om mij heen viel mijn kindertijd in stukken. Mijn ouders bekeken mij met een soort verlegenheid. Mijn zusters waren geheel van mij vervreemd. Een ontnuchtering deed voor mij de gewone gevoelens en vreugden, vals en bleek worden, de tuin was zonder geur, het bos lokte niet, de wereld omringde mij als een uitverkoop van oude rommel, grauw en onaantrekkelijk, boeken waren papier, muziek was lawaai, zo vallen rondom een herfstboom de bladeren, hij voelt het niet, regen stroomt van hem af, of zon, of vorst en binnenin hem trekt het leven zich tot het uiterste en verborgenste terug? Hij sterft niet. Hij wacht.

Wat redt hem? Een meisje. Van Dante tot Mowgli blijkt het de oplossing voor puberende jongens.
Ik begrijp wel waarom ik er niets meer van herinnerde. Het is de neerslag van een filosofisch parcours en dat is niet meteen memorabel, toch niet in zijn geheel.

Ik was niet op de wereld om te dichten, om te prediken, om te schilderen, noch ik, noch enig ander mens was daartoe op de wereld. Dat waren allemaal slechts bijverschijnselen. Het ware beroep voor iedereen was slechts dat ene: zichzelf vinden. De mens kon uiteindelijk dichter worden of krankzinnige, profeet of misdadiger – dat was niet zijn zaak, het was in de laatste plaats onbelangrijk. Hij moest in de eerste plaats zijn eigen lot vinden, niet een willekeurig, en dat leven tot in het diepst van zijn hart, volledig en ongebroken. Al het andere was half, was poging tot ontvluchting, was een vlucht terug naar de ideale toestand van opgaan in de massa, was aanpassing en angst voor het eigen innerlijk.

En Demians toekomstbeeld kent zijn vervolg in het Kralenspel.
Is de invloed van Hesse op Hitler of in elk geval op diens volgelingen ooit bekeken?
Het is een echte adolescentenroman en dus geschikt voor iedereen die zich niet in zekerheden heeft verscholen. Maar de tweede helft van het boek is geen roman. Het is de Duitse ziekte. I blame Goethe.
Want Demian weet te veel, en zijn moeder bestaat al evenmin. Hun zekerheid irriteert. De laatste pagina’s zijn in deze 21ste eeuw inderdaad moeilijk te verteren.

Belangrijk maar oneven, zou ik zeggen. Tezelfdertijd voel ik me een verrader door een oordeel uit te spreken. Het zal het boek een zorg wezen dat het oneven is. Als de inhoud maar duidelijk is.
Waarom die impact? Mezelf kennende was het de erotiek eerder dan de levensless

maandag 27 april 2009

A Wreath upon the Dead. Briege Duffaud (1993)


"And if I wrote like that, she wondered, if I wrote for once in my life a truthful novel with no heroes and no long-legged blondes?"

A Wreath upon the Dead was in 2007 een van de vijf beste leeservaringen van The Little Professor. Aangezien zij literair omnivoor is en China Miéville en Trollope in één adem durft te noemen, was ik nieuwsgierig naar dit voor mij (en blijkbaar voor iedereen) onbekende boek. Vijfhonderd pagina's, merkte ik op toen ik het eindelijk in handen had. Zonder prentjes. Is het leven niet te kort om aan dit soort onopgemerkte en dus onbelangrijke boeken te beginnen? Diep ademhalen en de eerste zin proberen:

Dear Maureen,

...but she and Cormac O'Flaherty both died on the voyage to America, so I can't think how you're going to wrangle one of your happy endings here.

Mevrouw Duffaud zegt ons meteen waar het over gaat, namelijk over een 'romance' tussen de rijke en protestante Marianne McLeod en de arme katholieke Cormac O'Flaherty. En als we een happy end verwachten, zijn we er aan voor de moeite.

Hoe kunnen er ook happy ends zijn? Het boek speelt zich af in Ierland en er zijn vrolijker plekken op aarde dan dat vochtige eiland vol hongersnood en religieuze haat, vol historische geesten die nooit volledig worden uitgedreven, het Europese Palestina zeg maar. De Ieren zelf bezweren hun geschiedenis met woorden en verhalen en een wrang gevoel voor humor. Maar de verhalen zijn het gif voor volgende generaties, de woorden zijn leugens en de humor camouflage. Heeft er iemand ooit eerlijk naar Ierland gekeken, zonder partij te trekken, zonder een groene laag heldendom en romantiek over alles heen te smeren?

Het zal Briege Duffaud niet zijn. Het personage Maureen (een schrijfster die net als Duffaud in Frankrijk woont zodat het ons vergeven is als we haar zien als een spreekbuis van de auteur) dat een boek wil schrijven over de Ierse Romeo en Juliet uit de eerste zin, is allesbehalve een neutrale waarnemer. Ze is de typische Ierse schrijver, de banneling en dus per definitie geobsedeerd door wat ze achterliet: de vernederingen van de armoede.

"You seem to forget I have debts to pay, Trevor: I'm the one was the victim, don't forget... I'm the one was standing there that day being laughed at! I mean they'd have destroyed me, that crowd, if I'd let them. If I hadn't the wit to get out in time..."
"But are you sure you got out in time, love? Are you sure they didn't destroy you?"


Als echte, aan God gelijke objectiviteit niet bestaat, kan pure haat misschien wel een zekere eerlijkheid garanderen. Want iedereen moet er aan geloven, protestant en katholiek, arm en rijk, vroeger en nu.

Het boek begint met de dagboeken van Marianne McLeod. We zien hoe haar vader zich een landgoed in Ierland aanschaft om daar de grote man uit te hangen. Haar dromen van een opwindend sociaal leven verdwijnen als ze het vervallen huis, de uitgehongerde pachters en de botte bedienden ziet.
Als lezer leef je mee met deze Victoriaans vrouw die probeert een zin te geven aan haar leven te midden haar snobistische en voorspelbare familie. Ze begint zich in te zetten voor de armen en leert het Ierse volk kennen als mensen van vlees en bloed en niet als een etnologische rariteit zoals de rest van de landheren hen ziet. Ze wordt zelfs verliefd op Cormac O'Flaherty, een arme katholieke jongen die haar paardrijlessen geeft.

Dit is geen bloedloze heldin. Ze heeft gevoel voor humor en durft zichzelf en haar omgeving te analyseren. Ze is misschien minder intelligent dan een Elizabeth Bennett of een Emma Woodhouse maar ze heeft meer passie.
Dan stoppen de dagboeken abrupt en rollen we in het volgende document: een getuigenis van de oom van haar beminde O'Flaherty waarin die vertelt hoe zijn neef heel berekend besluit om de dwaze dochter van zijn baas te verleiden en zo een gemakkelijk leven voor zichzelf te versieren. Een koude douche voor de lezer die al geïnvesteerd had in het personage.
Op deze getuigenis volgen brieven, liederen, kortverhalen, mijmeringen en herinneringen. Het is een verzameling van stemmen en als lezer moet je je eigen waarheid zien te puren uit al deze verhalen.

Want verhalen zijn er genoeg. Marianne en Cormac sterven op het schip naar Amerika maar hun kinderen overleven de tocht en hun afstammelingen keren terug naar Ierland waar de afstammelingen van de McLeods nog steeds wonen. We belanden in de 20ste eeuw waar nieuwe relaties gevormd worden en waar het duidelijk wordt dat de schrijfster Maureen niet in de geschiedenis van haar familie kan duiken zonder met haar neus tegen de recente gebeurtenissen aan te botsen.
Het lijkt een roman van parallelle plotten à la Possession van Byatt, maar zo werkt dit boek niet. De mening van de schrijfster is er maar één van de vele.

"She liked hearing things from different angles. She said you wouldn't credit the difference it made."

Is dit de reden waarom het boek nagenoeg onbekend is, op één commentaar op Amazon en een handvol recensies op het net na? Of komt het omdat ze weigert de liefde te verheerlijken en we het dus niet aan onze harten kunnen drukken? Of toch omdat het niet flatterend is voor Ierland?
Duffaud heeft het lot van haar boek voorzien:

"And if I wrote like that, she wondered, if I wrote for once in my life a truthful novel with no heroes and no long-legged blondes?"

Als ze niet opteert voor romantische onzin en evenmin voor partisanenpreken en vlaggengezwaai dan weet ze wat haar te wachten staat: het lot van Cormac's oom die probeert een tegengewicht te vormen voor de heldenverering van zijn neef:

"...my attempts to remind his former friends and neighbours of his true character go quite unheeded and have indeed earned me the unenviable reputation of renegade from my class! I, who attempted always to set his feet on the right path. It is a fact that, in this unhappy country, a quiet reflective voice speaking truth is always drowned by the hand of the mob. ."

Haar uitgeverij Poolbeg was toen dit boek verscheen nog ambitieus genoeg om literatuur uit te brengen maar specialiseert zich nu ironisch genoeg in Ierse chick-lit. Ongelooflijk dat ze ooit dit harde, intelligente, pijnlijk eerlijke boek hebben gepubliceerd.
Met een te experimentele stijl om de saga-lezeressen te plezieren, met een te kritische stem om de Ieren te charmeren en met een uitgeverij die van koers is veranderd, is dit boek gedoemd om te worden vergeten. Zonde.

zondag 19 april 2009

Sherlock Holmes: The Case of The Illustrious Client. Arthur Conan Doyle (1924)

Ik overwoog om in mijn herleesdrang ook de Sherlock Holmes verhalen van onder het stof te halen, maar ik twijfel of dat wel zo'n goed idee is, als The Adventure of the Illustrious Client representatief blijkt te zijn.

Een koppel wil trouwen. Ze zijn allebei aantrekkelijk, rijk en blijkbaar van goeden huize. De man werd verdacht van de moord op zijn eerste vrouw maar niets is bewezen. Hij heeft zijn tweede vrouw op de hoogte gebracht van zijn verleden. Uiteraard bestaat de kans dat hij de dingen in een voor hem gunstig daglicht heeft gesteld maar dat is alleen maar menselijk.
Het is dus een romance met een verlossingselement: de liefde van een goede vrouw die ondanks de lastercampagne trouw blijft. Tot de ontevreden vader van het meisje Sherlock Holmes in dienst neemt. (Eigenlijk is het niet de vader maar iemand die dicht bij de familie staat en anoniem wil blijven. Vandaar de titel, die blijkbaar verder niets met het verhaal te maken heeft en dus het enige mysterie in dit avontuur is.) Holmes gaat in het verleden van de man woelen op zoek naar onfrisse zaken. Hij vindt een versmade minnares die wraak wil nemen. Geen objectief persoon, als je haar relatie met de man in kwestie in aanmerking neemt.

Holmes probeert de verloofde er persoonlijk van te overtuigen dat ze op het punt staat een foute beslissing te nemen. Gelukkig blijft de verloofde koel en dient hem van repliek:
"Possibly you mean well, though you are a paid agent who would have been equally willing to act for the Baron as against him… the opinion of all the world is no more to me than the twitter of those birds outside the window. If his noble nature has ever for an instant fallen, it may be that I have been specially sent to raise it to its true and lofty level."
Dat is gesproken.

Holmes wordt op straat aangevallen en veronderstelt meteen dat de toekomstige echtgenoot de aanval heeft beraamd. Waarom die zekerheid? Heeft Holmes maar één vijand?
Voorlopig heeft hij niets van zijn zaak gemaakt. Dus stuurt hij Watson met een totaal overbodige kennis van Chinese kunst naar de man die een verzamelaar is. Onder een valse naam, natuurlijk. Met een stuk porselein dat niet te koop is. Dit alleen maar om de aandacht van de man af te leiden van een inbraak die Holmes op dat moment pleegt, samen met de versmade minnares! Die besluit het recht ook maar in eigen hand te nemen, (als Holmes het doet, waarom zij dan niet?) en giet vitriool in het gezicht van de man.
Watson verzorgt de man maar kan ondanks de valse naam en zijn duidelijke rol bij de inbraak moeiteloos wegglippen wanneer de politie arriveert.

Het huwelijk gaat niet door. Volgens Holmes omdat hij een dagboek met de vorige veroveringen van de man (die tenslotte een verzamelaar is) naar de vrouw heeft gestuurd. Maar het kan net zo goed zijn dat de man besluit om de verloving af te breken nu hij verminkt is.
Methodes: leugens, laster, valse adreskaartjes, inbraak, vitriool, een selectief rechtsorgaan.
Bilan: een verminkte man, een ongelukkige verloofde, een veroordeelde vrouw.
Een inbraak kan hij niet meer tot een goed einde brengen. Hij sleurt zelfs een onberekenbaar element mee naar de inbraak. Laten we hem maar geloven als hij zegt dat hij geen idee heeft wat er in het pakje zit dat de minnares met zich meedraagt. Een jongere Holmes zou het al tien keer gededuceerd hebben, maar deze is nogal laks en dus hopelijk niet medeplichtig aan het verminken van zijn medemens. Hij mag dan al beweren dat"The only safe plotter was he who plotted alone," maar dat is hij deze keer blijkbaar vergeten. En een goede reden om haar mee te nemen heeft hij niet.
Een plan, een Holmes waardig heeft hij ook al niet. Alle informatie wordt hem zomaar in de schoot geworpen en dan nog doet hij er niets mee. Wanner hij wordt aangevallen op straat, kan hij zich niet verweren. Hij liegt tegen de pers. Hij riskeert moeiteloos het leven van zijn vriend (want een man die plots een leugenaar in zijn huis ontdekt, kan woedend worden) En Justitie kijkt zijn acties door de vingers.
"But when an object is good and a client sufficiently illustrious, even the rigid British law becomes human and elastic."

Want de client heeft een koets met wapenschild, is waarschijnlijk royalty . Heeft die andere plannen met de verloofde? Het wordt wel duidelijk waarom Holmes er zo gemakkelijk mee weg komt: Cronyism.

Ondanks al deze blunders is Holmes zelf tevreden. Is dit Doyle’s manier om met Holmes af te rekenen: een oude verbitterde man die geen ideeën meer heeft, die inbraken pleegt, die een aantrekkelijk koppel uit elkaar trekt. (Holmes zelf is niet de meest frisse verschijning: "looking like some terrible ghost, his head girt with bloody bandages, his face drawn and white.") Is dit de haat van de auteur voor een van zijn personages?

Er is de obligate homo-erotiek. Ze zitten in een Turks bad :

"There is an isolated corner where two couches lie side by side and…I had asked him whether anything was stirring."

En wel een mooi beeld:
He has breeding in him – a real aristocrat of crime, with a superficial suggestion of afternoon tea and all the cutlery of the grave behind him.

Maar wat: "inflexible and remote as a snow image on a mountain" moet zijn, weet ik niet.

Ik kan beter het plezier bewarendat ik lang geleden in de verhalen had en Holmes laten rusten.


Apollyon. Bordewijk (1941)



1st: Een stevig gebouwd man keek neer op de purser die achter een tafeltje zat bij de gang naar de hutten van de eerste klasse.


Van de boeken die ik in 1984 las, wil ik er nu, 25 jaar later, een handvol herlezen. Ik was vooral nieuwsgierig naar Apollyon. Ik herinnerde me slechts de bijnaam Craquelé, (voor een mevrouw met gebarsten make-up) en een dialoog van de hoofdpersonages over Emily Brontë. Maar waar ging het boek in Godsnaam over? Waarom maakte het boek zo'n indruk dat ik het wat later zelfs uit de bibliotheek stal?
Het is me nog steeds niet helemaal duidelijk. Het is een on-Nederlands boek, dat wel, in die mate dat ik tijdens het lezen dikwijls een vertalingsoefening maakte -hoe zou dit klinken in de originele taal? - om dan te beseffen dat dit de originele taal was. Bordewijk versterkt dit door een keuze van woorden die in 1940 misschien perfect Nederlands waren, maar waarvan ik toch vermoed dat het anglicismen zijn. Achtergedachten bijvoorbeeld of:
"...dan was ze haar eigen meesteres, - ten laatste."

Het is geen toeval dat de Brontës uitvoerig worden besproken in het boek.
Charlotte Brontë wisselt in Shirley komedie (de vicars) af met lange dialogen over de rol van de vrouw, over de dynamiek van man-vrouw relaties, over liefde, geloof en de zin van het leven. Bordewijk wisselt dezelfde thema's af met de komedie van het pension:

"Ze waren moeder en dochter, dat zag je dadelijk, want ze hadden dezelfde zonderlinge koppen, groot, rond, dik en wit, voorhoofden vol bulten als stootblokken waartegen massa's treinen zijn opgetornd, een verstijfd lachje, de wanhoop nabij, en ogen: twee druppels pek bij toeval neergekomen in de taaie bleke brij van hun trekken."

"...een blond meisje van vijf en dertig jaar, met lichte extatische ogen, dat altijd binnenkwam als in trance, alsof ze achtstemmig uit de hemel hoorde zingen."

"...en meneer FitzPatrick gaf blijk van een groot aantrekkingsvermogen voor een kleine vreemde jongen, die hem met de volharding van een bergklauteraar besteeg, en op zijn knie gezeten de vinger herhaaldelijk stak in de mond van de goede man, als wou het kind onderzoeken of die toetsen van kolossale tanden de tonen gaven van een klavier."

Is Shirley het skelet van het boek, dan is de ziel ervan Wuthering Heights, het schoolvoorbeeld van gedoemde liefde, van passie die levens vernietigt en van larger-than-life figuren. Bij Emily Brontë zijn de personages abnormaal in hun gedrag, in hun monomanie, in hun gretigheid om ten volle te leven. (denk ik toch, het is ook een te herlezen boek) Bij Bordewijk zijn ze dat door hun gedachtegoed, hun te ver doorgedreven ratio. Starnmeer is een anti- Heathcliff, hij brandt niet op in het moment, hij wordt niet verteerd door scheefgegroeide liefde die onuitroeibare haat is geworden. Hij heeft zich uit het leven teruggetrokken, zit in een koud en cynisch bad en kijkt naar de overbodige stuiptrekkingen van het mensdom.

In het boek krijgt hij woorden als demon en duivel naar het hoofd gegooid, en je zou dan ook denken dat hij de Apollyon van de titel is, de Heer van de Vliegen. Hij wordt als een vernietiger beschreven in de flaptekst en in de weinige recensies van het boek die ik kon vinden. Maar dat is te gemakkelijk. Hij is veel te menselijk, te passief ook, om mensen bewust te breken. Als hij al levens vergiftigt, dan is het door zijn uitspraken, en zoals op het einde van het boek ook wordt aangestipt, je kan niet iemand ziek maken indien die niet al openstaat voor de ziekte, voor de twijfel.

Het scharniermoment in het boek komt er wanneer Starnmeer moet beslissen of hij al dan niet seks zal hebben met Bella, de vrouw van zijn leven. Het is een gebeurtenis van monumentaal belang, niet alleen omdat zij nog maagd is, maar omdat ze, na het aanvankelijke twijfelen en spelen en flirten en aftasten, door het fysieke verbonden zullen worden. Het is elkaar het ja-woord geven door de daad.

"Hij ging zijn kamer binnen, maakte licht, wierp zijn regenjas op het bed en stond weer stil, in het midden, nadenkend. Hij was een man met in zich peilloze afgronden naast talrijke ondiepten. Dit was een groot moment, maar groter voor haar dan voor hem, oneindig groter. Hij wist niet wat zij wilde dat hij doen zou, hij wist niet wat hij zelf wilde, hij wist niet of hij wilde als zij. Hij stond doodstil en trachtte zichzelf te peilen, maar hij kon niet de bodem van een stellige wil in zich vinden. Hij voelde wel een hunkeren, maar geen voornemen. Hoe lang hij daar stond, in zijn kamer, in het midden, in het licht, drong niet tot hem door. Hij merkte pas dat hij een sigaret had opgestoken toen zijn hand bezig was het stompje te doven in de asbak."

Dit zijn niet de overwegingen van een Don Juan, een demon, een pervert, een de Sadefiguur die plezier heeft in het vernielen van een maagdelijk wezen. Integendeel, het is een oud geworden Hamlet, zonder wil, maar met een restant geweten die hem doet kiezen voor onthouding.
Het is een mooie scène, waar het woord seks niet eens in voorkomt. De laatste zin (los van een mogelijke analytische lezing van fysieke impotentie) is een perfecte samenvatting van het boek. Hij heeft vuur, hij heeft de mogelijkheid tot genot, maar hij merkt het nauwelijks en laat het uitdoven. Later bekent hij zelfs:

"Ik zal je eens wat zeggen, Ewijk. ik ben soms bang voor het grote, in welke vorm ook, schoonheid, macht genie... Ik was eigenlijk bang voor háár..."

Geen duivel dus. Moeten we het boek dan, met Wuthering Heights in het achterhoofd, lezen als een beschrijving van het noodlot zodat Starnmeer en Bella pionnen zijn in het grote, waarschijnlijk zinloze schaakspel dat met ons allen wordt gespeeld? Of zien Bella en Starnberg zich zelf als personages van WH, in hun drang naar een totale liefde, die niet realistisch, niet menselijk is? Dan is Bella geen slachtoffer van Starnberg, maar is zij, en in mindere mate Starnberg zelf, het slachtoffer van de literatuur. Ze is niet voor niets een bibliothecaresse, de hoedster van boeken, en gekooide dieren durven al eens in opstand komen. Ewijk, de schrijver, gaat ook al aan de literatuur ten onder. Is het boek een waarschuwing voor de gevaren van boeken?

"Dit boek... bevatte vier pagina's, een atoom, waarvan de indruk op haar geest nooit kon worden uitgewist. Niet dat het haar persoonlijkheid zou veranderen, ten goed of ten kwade, want die invloed bezit het boek hoogst zelden, en dan slechts op sensitieve figuren, en meestal ten kwade: de Christen die de Bijbel leest is niet beter dan de Chinees die hem niet leest. Maar wel werd haar hier de eigenlijke macht van het woord geopenbaard... Het goedgeplaatste woord, spontaan opgeweld of met overleg gekozen - om het even-, dat woord heeft die macht op de mens. De mens is schepper van het woord, maar zijn schepping heeft haar bedenkelijke kant. Het woord is alles, het kan balsem wezen en dolk... Zij was aangestast, beschadigd door het woord van Starnmeer."

De naam Starnmeer deed me denken aan een zee van sterren, een koude leegte en dus meteen een beeld van de onverschilligheid van het heelal. Maar Bordewijk is zorgvuldig in het naamgeven, dus googelde ik voor alle zekerheid 'Starnmeer' en het blijkt een plek in de provincie Noord-Holland te zijn, oorspronkelijk een moeras. Dat is natuurlijk een passender beeld voor Starnmeer dan een vernieler: een verzinker. Op het einde van het boek staan Starnmeer en Ewijk in de verwilderde tuin van Starnmeers landgoed, aan "een zwart vijvertje waar het slijkerig geurde. Een lichte beklemming lag over het water."
Die geur speelt Ewijk al een tijdje parten. Het is de geur van verrotting die doorheen het boek zijn aftakeling aankondigde .

"Nu herlees ik veel...Ik heb mijn litteratuur absoluut gehamsterd. Voor mijn hele leven heb ik genoeg. Mijn mooiste momenten zijn het herdenken... Daar, bijvoorbeeld de Brontë's."

Is dat 25 jaar onbewust in mijn hoofd blijven liggen, zodat ik nu niet alleen Wuthering Heights wil herlezen, maar ook Apollyon zelf? Want hoe bizar dit boek ook is, compleet met dansende reuzinnen, ik weet nog steeds niet wat de aantrekking was voor een vijftienjarige. Misschien was het de analyse van onderlinge relaties die me toen al intrigeerde, een ander land waarvan ik voor het eerst een glimp opving. Misschien was het mijn idee dat dit een echt boek was met intelligente personages. Ik weet het niet zeker. Dit boek neemt me niet over de zeeën van verloren tijd heen, tot bij mijn jonge ik. Het herleesexperiment is deze keer mislukt. Wat niet wegneemt dat ik meer van Bordewijk wil lezen.