zondag 6 september 2009

The Way Things Are. EM Delafield

1st: "Did I tell you what Johnnie said, after he'd had his reading-lesson today?"

Nog voor de Persephone Press, de Vintage Classics of de NYRB Classics was er Virago. Op hun agenda geen 18de eeuwse 'klassiekers' van vrouwelijke auteurs zoals Pandora die eventjes de wereld in stuurde (op een Fanny Burney-uitzondering na dan) maar leesbare romans die schandelijk vergeten bleken, omdat ze te middle class, te middle brow of te vrouwelijk waren. Alleen al voor het opnieuw lanceren van Sylvia Townsend Warner verdienen ze alle krediet. En voor Elizabeth Taylor. En voor Elizabeth Von Arnim. En voor F.M. Mayor. En zo voorts.

Delafields Diary of a Provincial Lady was een onvermijdelijke keuze. Virago besloot echter om nog een aantal andere romans van haar opnieuw uit te geven, o.a. deze The Way Things Are.
Volgens de inleiding is het een komedie, minstens zo goed als E.F. Benson of Evelyn Waugh.
Ik kan er niet meteen een komedie in herkennen. Maar ik heb dan ook moeite om te weten wat ik precies las. Was het een romance? Was het een anti-romance? Allebei? Waarom dan niet meteen ook een komedie?

Onze heldin, Laura is al zeven jaar getrouwd en heeft twee kinderen: Johnnie, haar favoriet, en Edward die haar onverschillig laat. Haar man leeft zijn leven achter zijn krant of in zijn tuin en zij heeft dan wel een paar verhalen gepubliceerd maar lijkt het meeste van haar tijd aan het huishouden, de problemen met de bedienden en de kinderen te spenderen. Ze is te intelligent voor haar omgeving, voor de routine van bridge en onbenullige diners die op het platteland voor entertainment moeten doorgaan, maar ziet niet meteen een alternatief. Tot ze Duke Ayland ontmoet. Ze worden verliefd. Wat fijn zou zijn, indien ze niet getrouwd en moeder van twee was. Het valt niet mee om elkaar in het geheim te ontmoeten en de enkele keren dat het hen toch lukt, beseft ze al gauw dat het weinig zin heeft, omdat ze niet van plan is haar man en kinderen te verlaten. Ze moet hem laten gaan. Einde verhaal.
Is dit een komedie? Als je kan lachen met 'Brief Encounter' misschien. Ook al zitten er best grappige stukken in.

Before the slow pony had drawn Laura and Mr. Mindy in the governess-cart, as far as Applecourt, she perceived that he would provide his own entertainment. In a steady, pleasant, unfaltering way, Mr. Mindy talked, and talked, and talked...
Laura listened to him in something that gradually became a minor form of hypnotic trance.
How interesting Mr. Mindy might be, if only he gave one less at a time, she reflected dreamily.

Helaas lijkt E.M. Delafield een beetje op deze Mr. Mindy. Laura's routine wordt wel tien keer beschreven tot de lezer in deze eindeloze cirkel van gedachten over de kinderen en de ongeïnteresseerde man en de bedienden zelf in een soort hypnotische trance sukkelt. Is dit bedoeld? Het kan niet anders. Telkens de kinderen opdraven, (en het zijn het soort rotkinderen dat je met plezier een oorvijg verkoopt, ttz. normale kinderen, die zich aanstellen, die weinig broederliefde vertonen, aandacht trekken, ziek vallen op de meest onmogelijke momenten, zonder twijfel hand en arm nemen als je hen een vinger toont) lezen we hoe de moeder de voorkeur geeft aan het ene kind en niet aan het andere. Wel dertig keer. Waarom? Onze heldin wordt er niet sympathieker door ook al moet je haar eerlijkheid appreciëren. Maar waarom telkens weer? Is dat een vorm van humor die me is ontgaan, de herhaling als grap?
Het boek is wonderbaarlijk, in de zin dat je denkt dat je het rechttoe-rechtaan kunt lezen, als je niet in de hoekjes en kantjes van de tekst gaat zoeken naar ironie maar je vol doodsverachting in de miskende Laura gooit:

Ayland told her all those things about herself that she most wished to believe, but had been forced to doubt since for so many years no one had appeared to perceive them. Under the magic of his words she could feel herself actually verifying them.
He found her beautiful, and courageous, and lovable and gifted - and she became so.
"I have never been alive before," thought Laura, her mouth trembling.
They talked for hours.
Nothing that they said was new, except to themselves.

Tot je beseft dat het niet lukt om je in de romance te verliezen. Delafield saboteert dat op ongeveer elke pagina. Kijk naar mijn personage, zegt ze. Is ze niet zielig? Heb je er geen medelijden mee? Maar waarom zou je? Ze is banaal.
En je geeft het toe, ja, ze is banaal. Dit hele verhaal is al honderd keer verteld, is een afkooksel van Emma Bovary en haar wilde schare: Effi Briest en Hedwig uit de Koele Meren des Doods en ongeveer alle Ibsenheldinnen en nog zoveel andere negentiende-eeuwse personages die zich stuk lopen tegen de muren van de mannenmaatschappij. We zijn hier dan wel in Engeland en een aantal jaren later en vrouwen slikken niet meer zo nonchalant arsenicum als ze twee kinderen hebben en net zonder gouvernante zitten maar toch, versneden, getemde heldin als ze is, behoort ze toch tot dezelfde stal als de volbloedvrouwen van een generatie voorheen.
En net als je hebt ontdekt dat het boek een flauw afkooksel is van de tragedies van vroeger, denk je: maakt het banale het niet alleen maar erger?
Zijn al die herhalingen, diezelfde gedachtegangen niet een manier om ons mee te geven hoe gevangen deze vrouw wel zit in haar wereld? Ik weet het niet. Het boek eindigt met de onafwendbare ontgoocheling, het opgeven van de liefde. En het gebeurt allemaal zonder het Grote Drama dat alles tenminste nog een glamoureuze nasmaak meegeeft:

In real life, Laura dreamily reflected, a moment of crisis was always followed by days and nights and days of anti-climax. One had to go on. And the thing that had been real and sustaining melted imperceptibly into the thing that was expedient at the moment...

She had renounced him, but she had also half-promised to give herself to him. It was an incredible, inconsistent, and nerve-racking state of affairs.
But things, Laura knew, are like that.


Nee, grappig is het niet. Maar wel levensecht. En het eindigt met de meest trieste woorden die ik in lange tijd las:

But how difficult, Laura reflected, to see oneself as an average woman and not, rather, as one entirely unique in unique circumstances...
It dawned upon her dimly that only by envisaging and accepting her own limitations, could she endure the limitations of her surroundings.


We krijgen drama voorgeschoteld, maar zonder de grootse gebaren, zonder de mogelijkheid om voluit mee te leven, tristesse zonder de kans om de diva uit te hangen, een aanvaarden van het kleine, het normale. Geen wonder dat het niet door lezers (en dan voornamelijk lezeressen, toch de beoogde afzetmarkt) in het hart wordt gedragen. Wie wil zijn eigen trieste leven nog eens in een boek terugvinden zonder dat de situatie is uitvergroot en zonder dat er een uitweg blijkt te zijn?
Virago heeft nog een ander boek van haar uitgegeven: Thank Heaven Fasting. Ben benieuwd of ik dat ergens op de kop kan tikken.

De Zomer van 1914. Roger Martin du Gard


1st: Jacques hield zijn nek krampachtig in de goede houding; hij was moe.

Na Luitenant-kolonel Meaumort, een van de leeservaringen van vorig jaar, was ik benieuwd naar ander werk van Roger Martin du Gard. Zou ik me wagen aan Les Thibault, de acht delen en een paar duizend pagina's lange geschiedenis van Jacques en Antoine Thibault, zeg maar gemakshalve geweten en rede, in de periode voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog? De eerste delen lazen vlotjes, ook al is het Frans nog steeds een vreemde taal en creëer ik waarschijnlijk een ander verhaal dan wat er op het papier staat. Na de eerste delen verloor het echter zijn vaart en ik stopte net voor été 1914. De goesting was over.

Kun je zomaar stoppen, middenin een werk van lange adem? Ja, dat kan. Stieg Larssons eerste boek was geweldig en het tweede was brol, dus waarom me ergeren aan een derde?
Of moest ik toch doorzetten? Het daagde me vorige week dat deel zeven vertaald was. (In de reeks van Pantheon der Nobelprijswinnaars, die ingebonden turven die me als vijftienjarige zwaar intimideerden vanop hun aparte schap in de bibliotheek.) Kon ik mijn lui brein met een vertaling verleiden?

Ondanks de naar mijn smaak ongelukkige combinatie van documentaire en psychologische analyse, blijft het verhaal relatief boeiend, voornamelijk omdat het irriteert. Vanaf het eerste boek heb ik partij gekozen voor Antoine, de verfoeide bourgeois, omdat hij nu eenmaal het gezond verstand is en omdat hij, zonder veel geanalyseer, mensen helpt. Hij is tenslotte dokter. Toegegeven, dat is hij uit eerzucht, maar het zal zijn patiënten een zorg wezen wat de beweegredenen zijn van de man die hen geneest. Hij heeft een werkbare filosofie voor zichzelf uitgewerkt en dat zal hem door zijn leven helpen.

'Hij dacht na. Niet over de oorlog, niet over Jacques, zelfs niet over Anne: hij dacht aan zichzelf. 'Ik ben op eenafschuwelijke wijze de slaaf van mijn beroep, dat is de waarheid,' peinsde hij. 'Ik heb nooit de tijd om na te denken...Alle mensen die het zo druk hebben, zijn misschien zoals ik. De besten natuurlijk. Want het zijn de besten, die zichzelf slachtofferen, die de verslindende eisen, welke het beroep hen stelt, aanvaarden...Wij zijn zo'n beetje vrije mensen die zichzelf verkocht hebben... Geen onzin,' zei hij kortaf tegen zichzelf; 'Wel! Leven, dat is ten slotte handelen. Niet filosoferen... Peinzen over het leven? Wat heeft dat voor nut? We weten bliksems goed, wat het leven is: een ongerijmd mengsel van verrukkelijke ogenblikken en smeerlapperij. Voor eens en altijd, er bestaat geen twijfel over... Leven wil niet zeggen, altijd alles in twijfel trekken.'

en later:

'Hun revolutie,' zei hij halfluid, 'is een alleraardigste trog, die ze voor ons klaar zetten. Alles tegen de grond, om opnieuw te kunnen beginnen, net als de straatjongens die aan 't gokken zijn. Idioten! Doe je werk, doodeenvoudig... In plaats van te lamenteren over de onvolmaaktheden van de maatschappij en haar je medewerking te ontzeggen, zou je beter je kunnen vastklampen aan wat bestaat, aan je omgeving, aan je tijd, zoals deze nu eenmaal zijn, en flink aanpakken zoals wij.'

Jacques is de idealist, de ontevredene, de passionele. Dat betekent natuurlijk niet alleen dat hij ongelukkig door het leven moet, maar ook dat hij anderen ongelukkig maakt. Zijn opofferingen zijn vergeefs en dat voelt hij ook steeds meer. De dreigende oorlog is waarschijnlijk ook voor hem een opluchting, omdat het werk van al die jaren, het streven naar een internationaal socialisme, eindelijk vruchten kan afwerpen.

De lezer begrijpt waarom de gevoelige en compromisloze puber van de eerste boeken uitgroeit tot een met goede intenties beladen compromisloze politiek geëngageerde rebel. Dat neemt niet weg dat we vragen hebben bij de positie waar hij zich bevindt. Hoe ongevaarlijk Jacques zelf ook is met zijn tirades tegen geweld, hij moet toch ook beseffen dat de meeste van zijn collega-revolutionairen uit ander hout zijn gesneden.

Op een bepaald moment valt de naam Ravachol. Ik ken de naam alleen uit een dwaas kinderliedje dat mijn vader vroeger met guitige oogjes zong: 'Do Re Mi Fa Sol, de boer kocht hem een bol, hij wist niet waar te steken en hij stak hem in zijn hol. Ra-va-chol.'

Wikipedia weet te vertellen dat de half Nederlandse François Claudius Ravachol een misdadiger was, die zijn daden in het heersende anarchistische discours verpakte en eind negentiende eeuw een symbool van wanhopige opstand werd. Is dit de held van onze held?

We weten hoe de communistische droom in Rusland al snel ontspoort zodat daar niet alleen de Vaan maar ook de sneeuw rood kleurt. Ook Jacques is grotendeels overtuigd dat er bloed moet vloeien voor het socialistische Paradijs een feit wordt. En die gedachte, begrijpelijk in de context, zorgt er voor dat ik mijn sympathie voor Jacques terug trek, zelfs al heeft hij dan volkomen gelijk met zijn preken over het proletariaat. En dat gebrek aan sympathie of empathie is fataal voor het boek of in elk geval voor mijn leeservaring. Het wordt al snel een poppenshow. Zeker als je weet dat de eerste wereldoorlog elke moment kan uitbreken en dat ze er waarschijnlijk allemaal aan gaan. Durf ik bekennen dat ik uitkijk naar de oorlog, zodat er eindelijk een einde komt aan Jacques' twijfels en het boek?

Je komt doorheen de boeken ook niet te weten waar Martin du Gards sympathieën liggen. Is hij eerder op de hand van Jacques of van Antoine? Was hij de ene en werd hij de andere? Of heeft hij, de kunstenaar, geen standpunt en observeert hij slechts?

"Als ik romanschrijver was, [zegt Daniël, de journalist in het boek] zou ik, geloof ik, nooit andere personen voor mijn verhalen kiezen. In ieder nieuw boek zou ik me weer met dezelfde perosnen bezig houden, om de karakters geheel uit te diepen."

Hier is duidelijk Martin du Gard zelf aan het woord. Het zou een onschuldige knipoog kunnen zijn, ware het niet dat zijn eigen personage hem veroordeelt:

Jacques zweeg vijandig. Wat leken hem die esthetische problemen kunstmatig, zinloos, niet ter zake.... Hij begreep zelfs de zin van Daniëls bestaan niet eens.

Waarom lees ik dan toch verder als de personages me onvoldoende interesseren? Omdat ik te weinig weet over het ontstaan van WO1. Omdat ik niet wist dat er volksopstanden waren, protesten tegen de oorlog. Omdat het allemaal beangstigend herkenbaar lijkt: de geruststellende berichten, de apathie, het gezond verstand dat nooit het laatste woord krijgt:

'Een duivels raderwerk, dat helemaal vanzelf gekoppeld schijnt te worden... Wij rollen voort naar de afrond, als een trein, waarvan de remmen niet meer pakken en die van een helling omlaag komt, meegesleurd door zijn eigen gewicht...De dingen lijken ons uit de handen gegleden te zijn... vanzelf te rennen... zonder dat iemand dat wil... Niemand... noch de ministers, noch de koningen... Wij hebben allen de indruk dat we wegspoelen, dat we onszelf niet meer zijn, dat we onttakeld zijn, dat we een speelbal zijn geworden... zonder te weten door hoe of door wie... Iedereen doet wat hij verzekerd had niet te zullen doen... wat hij een avond geleden absoluut niet wilde doen... Alsof allen, die verantwoordelijkheid dragen, stukken speelgoed zijn geworden - ik weet 't niet - van krachten, van occulte machten die het spel van zeer hoog en van zeer ver leiden.'

vrijdag 4 september 2009

Le testament français. Andreï Makine


1st: Encore enfant, je devinais que ce sourire très singulier repésentait pour chaque femme une étrange petite victoire.

Een Siberische jongen droomt een imaginair Frankrijk bij elkaar, gevoed door de herinneringen van zijn Franse grootmoeder. En wordt meteen met een gemis en een anders-zijn opgezadeld.
Boeken die focussen op herinneringen brengen bij mezelf vreemd genoeg (wel, misschien niet zo vreemd) vergeten herinneringen naar boven. Het zijn gelukkig geen verdrongen drama's, eerder stemmingen, een bepaalde lichtinval, semi-emoties die nauwelijks te vangen zijn, gewaarwordingen die we zelden of nooit delen omdat ze door de mazen van ons woordennet glippen. Makine probeert ze toch op papier te krijgen en veel lezers doen het boek dan ook af als tweederangs Proust. Alsof dat een belediging is. Sinds wanneer heeft Proust trouwens het alleenrecht op het vage en het vroege? Ik ben al lang blij wanneer ik het volgende mag lezen:

"Cette Koukouchka que je croyais s'en aller dans une direction inconnue, vers des pays inexistants sur la carte, vers des montagnes aux sommets neigeux, vers une mer nocturne où se confondent les camions des barques et les étoiles. Maintenant je sais que ce train va de la briqueterie de Saranza à la gare où l'on décharge ses wagonetts. Deux ou trois kilomètres en tout en pour tout. Beau voyage!"

Het einde van de verwondering is de einde van de kindertijd. Als je eenmaal in de appel van de boom van kennis hebt gebeten, word je onherroepelijk uit het Paradijs verdreven en alleen de flarden herinnering die schrijvers als Makine je kunnen geven, kleine Tantalussmaakjes, brengen je even terug. Op het einde heeft hij nog een plotwending in petto die het boek doet kantelen. Niet helemaal onverwacht maar de lezer blijft wel met mooie vragen achter. En een boek waar een bende arm-en beenloze oorlogsveteranen elkaar in een half hilarische maar dieptrieste scène op het dorpsplein te lijf gaat, kan geen verloren leesmoeite zijn. Een aanrader, zeker?