maandag 27 april 2009

A Wreath upon the Dead. Briege Duffaud (1993)


"And if I wrote like that, she wondered, if I wrote for once in my life a truthful novel with no heroes and no long-legged blondes?"

A Wreath upon the Dead was in 2007 een van de vijf beste leeservaringen van The Little Professor. Aangezien zij literair omnivoor is en China Miéville en Trollope in één adem durft te noemen, was ik nieuwsgierig naar dit voor mij (en blijkbaar voor iedereen) onbekende boek. Vijfhonderd pagina's, merkte ik op toen ik het eindelijk in handen had. Zonder prentjes. Is het leven niet te kort om aan dit soort onopgemerkte en dus onbelangrijke boeken te beginnen? Diep ademhalen en de eerste zin proberen:

Dear Maureen,

...but she and Cormac O'Flaherty both died on the voyage to America, so I can't think how you're going to wrangle one of your happy endings here.

Mevrouw Duffaud zegt ons meteen waar het over gaat, namelijk over een 'romance' tussen de rijke en protestante Marianne McLeod en de arme katholieke Cormac O'Flaherty. En als we een happy end verwachten, zijn we er aan voor de moeite.

Hoe kunnen er ook happy ends zijn? Het boek speelt zich af in Ierland en er zijn vrolijker plekken op aarde dan dat vochtige eiland vol hongersnood en religieuze haat, vol historische geesten die nooit volledig worden uitgedreven, het Europese Palestina zeg maar. De Ieren zelf bezweren hun geschiedenis met woorden en verhalen en een wrang gevoel voor humor. Maar de verhalen zijn het gif voor volgende generaties, de woorden zijn leugens en de humor camouflage. Heeft er iemand ooit eerlijk naar Ierland gekeken, zonder partij te trekken, zonder een groene laag heldendom en romantiek over alles heen te smeren?

Het zal Briege Duffaud niet zijn. Het personage Maureen (een schrijfster die net als Duffaud in Frankrijk woont zodat het ons vergeven is als we haar zien als een spreekbuis van de auteur) dat een boek wil schrijven over de Ierse Romeo en Juliet uit de eerste zin, is allesbehalve een neutrale waarnemer. Ze is de typische Ierse schrijver, de banneling en dus per definitie geobsedeerd door wat ze achterliet: de vernederingen van de armoede.

"You seem to forget I have debts to pay, Trevor: I'm the one was the victim, don't forget... I'm the one was standing there that day being laughed at! I mean they'd have destroyed me, that crowd, if I'd let them. If I hadn't the wit to get out in time..."
"But are you sure you got out in time, love? Are you sure they didn't destroy you?"


Als echte, aan God gelijke objectiviteit niet bestaat, kan pure haat misschien wel een zekere eerlijkheid garanderen. Want iedereen moet er aan geloven, protestant en katholiek, arm en rijk, vroeger en nu.

Het boek begint met de dagboeken van Marianne McLeod. We zien hoe haar vader zich een landgoed in Ierland aanschaft om daar de grote man uit te hangen. Haar dromen van een opwindend sociaal leven verdwijnen als ze het vervallen huis, de uitgehongerde pachters en de botte bedienden ziet.
Als lezer leef je mee met deze Victoriaans vrouw die probeert een zin te geven aan haar leven te midden haar snobistische en voorspelbare familie. Ze begint zich in te zetten voor de armen en leert het Ierse volk kennen als mensen van vlees en bloed en niet als een etnologische rariteit zoals de rest van de landheren hen ziet. Ze wordt zelfs verliefd op Cormac O'Flaherty, een arme katholieke jongen die haar paardrijlessen geeft.

Dit is geen bloedloze heldin. Ze heeft gevoel voor humor en durft zichzelf en haar omgeving te analyseren. Ze is misschien minder intelligent dan een Elizabeth Bennett of een Emma Woodhouse maar ze heeft meer passie.
Dan stoppen de dagboeken abrupt en rollen we in het volgende document: een getuigenis van de oom van haar beminde O'Flaherty waarin die vertelt hoe zijn neef heel berekend besluit om de dwaze dochter van zijn baas te verleiden en zo een gemakkelijk leven voor zichzelf te versieren. Een koude douche voor de lezer die al geïnvesteerd had in het personage.
Op deze getuigenis volgen brieven, liederen, kortverhalen, mijmeringen en herinneringen. Het is een verzameling van stemmen en als lezer moet je je eigen waarheid zien te puren uit al deze verhalen.

Want verhalen zijn er genoeg. Marianne en Cormac sterven op het schip naar Amerika maar hun kinderen overleven de tocht en hun afstammelingen keren terug naar Ierland waar de afstammelingen van de McLeods nog steeds wonen. We belanden in de 20ste eeuw waar nieuwe relaties gevormd worden en waar het duidelijk wordt dat de schrijfster Maureen niet in de geschiedenis van haar familie kan duiken zonder met haar neus tegen de recente gebeurtenissen aan te botsen.
Het lijkt een roman van parallelle plotten à la Possession van Byatt, maar zo werkt dit boek niet. De mening van de schrijfster is er maar één van de vele.

"She liked hearing things from different angles. She said you wouldn't credit the difference it made."

Is dit de reden waarom het boek nagenoeg onbekend is, op één commentaar op Amazon en een handvol recensies op het net na? Of komt het omdat ze weigert de liefde te verheerlijken en we het dus niet aan onze harten kunnen drukken? Of toch omdat het niet flatterend is voor Ierland?
Duffaud heeft het lot van haar boek voorzien:

"And if I wrote like that, she wondered, if I wrote for once in my life a truthful novel with no heroes and no long-legged blondes?"

Als ze niet opteert voor romantische onzin en evenmin voor partisanenpreken en vlaggengezwaai dan weet ze wat haar te wachten staat: het lot van Cormac's oom die probeert een tegengewicht te vormen voor de heldenverering van zijn neef:

"...my attempts to remind his former friends and neighbours of his true character go quite unheeded and have indeed earned me the unenviable reputation of renegade from my class! I, who attempted always to set his feet on the right path. It is a fact that, in this unhappy country, a quiet reflective voice speaking truth is always drowned by the hand of the mob. ."

Haar uitgeverij Poolbeg was toen dit boek verscheen nog ambitieus genoeg om literatuur uit te brengen maar specialiseert zich nu ironisch genoeg in Ierse chick-lit. Ongelooflijk dat ze ooit dit harde, intelligente, pijnlijk eerlijke boek hebben gepubliceerd.
Met een te experimentele stijl om de saga-lezeressen te plezieren, met een te kritische stem om de Ieren te charmeren en met een uitgeverij die van koers is veranderd, is dit boek gedoemd om te worden vergeten. Zonde.

zondag 19 april 2009

Sherlock Holmes: The Case of The Illustrious Client. Arthur Conan Doyle (1924)

Ik overwoog om in mijn herleesdrang ook de Sherlock Holmes verhalen van onder het stof te halen, maar ik twijfel of dat wel zo'n goed idee is, als The Adventure of the Illustrious Client representatief blijkt te zijn.

Een koppel wil trouwen. Ze zijn allebei aantrekkelijk, rijk en blijkbaar van goeden huize. De man werd verdacht van de moord op zijn eerste vrouw maar niets is bewezen. Hij heeft zijn tweede vrouw op de hoogte gebracht van zijn verleden. Uiteraard bestaat de kans dat hij de dingen in een voor hem gunstig daglicht heeft gesteld maar dat is alleen maar menselijk.
Het is dus een romance met een verlossingselement: de liefde van een goede vrouw die ondanks de lastercampagne trouw blijft. Tot de ontevreden vader van het meisje Sherlock Holmes in dienst neemt. (Eigenlijk is het niet de vader maar iemand die dicht bij de familie staat en anoniem wil blijven. Vandaar de titel, die blijkbaar verder niets met het verhaal te maken heeft en dus het enige mysterie in dit avontuur is.) Holmes gaat in het verleden van de man woelen op zoek naar onfrisse zaken. Hij vindt een versmade minnares die wraak wil nemen. Geen objectief persoon, als je haar relatie met de man in kwestie in aanmerking neemt.

Holmes probeert de verloofde er persoonlijk van te overtuigen dat ze op het punt staat een foute beslissing te nemen. Gelukkig blijft de verloofde koel en dient hem van repliek:
"Possibly you mean well, though you are a paid agent who would have been equally willing to act for the Baron as against him… the opinion of all the world is no more to me than the twitter of those birds outside the window. If his noble nature has ever for an instant fallen, it may be that I have been specially sent to raise it to its true and lofty level."
Dat is gesproken.

Holmes wordt op straat aangevallen en veronderstelt meteen dat de toekomstige echtgenoot de aanval heeft beraamd. Waarom die zekerheid? Heeft Holmes maar één vijand?
Voorlopig heeft hij niets van zijn zaak gemaakt. Dus stuurt hij Watson met een totaal overbodige kennis van Chinese kunst naar de man die een verzamelaar is. Onder een valse naam, natuurlijk. Met een stuk porselein dat niet te koop is. Dit alleen maar om de aandacht van de man af te leiden van een inbraak die Holmes op dat moment pleegt, samen met de versmade minnares! Die besluit het recht ook maar in eigen hand te nemen, (als Holmes het doet, waarom zij dan niet?) en giet vitriool in het gezicht van de man.
Watson verzorgt de man maar kan ondanks de valse naam en zijn duidelijke rol bij de inbraak moeiteloos wegglippen wanneer de politie arriveert.

Het huwelijk gaat niet door. Volgens Holmes omdat hij een dagboek met de vorige veroveringen van de man (die tenslotte een verzamelaar is) naar de vrouw heeft gestuurd. Maar het kan net zo goed zijn dat de man besluit om de verloving af te breken nu hij verminkt is.
Methodes: leugens, laster, valse adreskaartjes, inbraak, vitriool, een selectief rechtsorgaan.
Bilan: een verminkte man, een ongelukkige verloofde, een veroordeelde vrouw.
Een inbraak kan hij niet meer tot een goed einde brengen. Hij sleurt zelfs een onberekenbaar element mee naar de inbraak. Laten we hem maar geloven als hij zegt dat hij geen idee heeft wat er in het pakje zit dat de minnares met zich meedraagt. Een jongere Holmes zou het al tien keer gededuceerd hebben, maar deze is nogal laks en dus hopelijk niet medeplichtig aan het verminken van zijn medemens. Hij mag dan al beweren dat"The only safe plotter was he who plotted alone," maar dat is hij deze keer blijkbaar vergeten. En een goede reden om haar mee te nemen heeft hij niet.
Een plan, een Holmes waardig heeft hij ook al niet. Alle informatie wordt hem zomaar in de schoot geworpen en dan nog doet hij er niets mee. Wanner hij wordt aangevallen op straat, kan hij zich niet verweren. Hij liegt tegen de pers. Hij riskeert moeiteloos het leven van zijn vriend (want een man die plots een leugenaar in zijn huis ontdekt, kan woedend worden) En Justitie kijkt zijn acties door de vingers.
"But when an object is good and a client sufficiently illustrious, even the rigid British law becomes human and elastic."

Want de client heeft een koets met wapenschild, is waarschijnlijk royalty . Heeft die andere plannen met de verloofde? Het wordt wel duidelijk waarom Holmes er zo gemakkelijk mee weg komt: Cronyism.

Ondanks al deze blunders is Holmes zelf tevreden. Is dit Doyle’s manier om met Holmes af te rekenen: een oude verbitterde man die geen ideeën meer heeft, die inbraken pleegt, die een aantrekkelijk koppel uit elkaar trekt. (Holmes zelf is niet de meest frisse verschijning: "looking like some terrible ghost, his head girt with bloody bandages, his face drawn and white.") Is dit de haat van de auteur voor een van zijn personages?

Er is de obligate homo-erotiek. Ze zitten in een Turks bad :

"There is an isolated corner where two couches lie side by side and…I had asked him whether anything was stirring."

En wel een mooi beeld:
He has breeding in him – a real aristocrat of crime, with a superficial suggestion of afternoon tea and all the cutlery of the grave behind him.

Maar wat: "inflexible and remote as a snow image on a mountain" moet zijn, weet ik niet.

Ik kan beter het plezier bewarendat ik lang geleden in de verhalen had en Holmes laten rusten.


Apollyon. Bordewijk (1941)



1st: Een stevig gebouwd man keek neer op de purser die achter een tafeltje zat bij de gang naar de hutten van de eerste klasse.


Van de boeken die ik in 1984 las, wil ik er nu, 25 jaar later, een handvol herlezen. Ik was vooral nieuwsgierig naar Apollyon. Ik herinnerde me slechts de bijnaam Craquelé, (voor een mevrouw met gebarsten make-up) en een dialoog van de hoofdpersonages over Emily Brontë. Maar waar ging het boek in Godsnaam over? Waarom maakte het boek zo'n indruk dat ik het wat later zelfs uit de bibliotheek stal?
Het is me nog steeds niet helemaal duidelijk. Het is een on-Nederlands boek, dat wel, in die mate dat ik tijdens het lezen dikwijls een vertalingsoefening maakte -hoe zou dit klinken in de originele taal? - om dan te beseffen dat dit de originele taal was. Bordewijk versterkt dit door een keuze van woorden die in 1940 misschien perfect Nederlands waren, maar waarvan ik toch vermoed dat het anglicismen zijn. Achtergedachten bijvoorbeeld of:
"...dan was ze haar eigen meesteres, - ten laatste."

Het is geen toeval dat de Brontës uitvoerig worden besproken in het boek.
Charlotte Brontë wisselt in Shirley komedie (de vicars) af met lange dialogen over de rol van de vrouw, over de dynamiek van man-vrouw relaties, over liefde, geloof en de zin van het leven. Bordewijk wisselt dezelfde thema's af met de komedie van het pension:

"Ze waren moeder en dochter, dat zag je dadelijk, want ze hadden dezelfde zonderlinge koppen, groot, rond, dik en wit, voorhoofden vol bulten als stootblokken waartegen massa's treinen zijn opgetornd, een verstijfd lachje, de wanhoop nabij, en ogen: twee druppels pek bij toeval neergekomen in de taaie bleke brij van hun trekken."

"...een blond meisje van vijf en dertig jaar, met lichte extatische ogen, dat altijd binnenkwam als in trance, alsof ze achtstemmig uit de hemel hoorde zingen."

"...en meneer FitzPatrick gaf blijk van een groot aantrekkingsvermogen voor een kleine vreemde jongen, die hem met de volharding van een bergklauteraar besteeg, en op zijn knie gezeten de vinger herhaaldelijk stak in de mond van de goede man, als wou het kind onderzoeken of die toetsen van kolossale tanden de tonen gaven van een klavier."

Is Shirley het skelet van het boek, dan is de ziel ervan Wuthering Heights, het schoolvoorbeeld van gedoemde liefde, van passie die levens vernietigt en van larger-than-life figuren. Bij Emily Brontë zijn de personages abnormaal in hun gedrag, in hun monomanie, in hun gretigheid om ten volle te leven. (denk ik toch, het is ook een te herlezen boek) Bij Bordewijk zijn ze dat door hun gedachtegoed, hun te ver doorgedreven ratio. Starnmeer is een anti- Heathcliff, hij brandt niet op in het moment, hij wordt niet verteerd door scheefgegroeide liefde die onuitroeibare haat is geworden. Hij heeft zich uit het leven teruggetrokken, zit in een koud en cynisch bad en kijkt naar de overbodige stuiptrekkingen van het mensdom.

In het boek krijgt hij woorden als demon en duivel naar het hoofd gegooid, en je zou dan ook denken dat hij de Apollyon van de titel is, de Heer van de Vliegen. Hij wordt als een vernietiger beschreven in de flaptekst en in de weinige recensies van het boek die ik kon vinden. Maar dat is te gemakkelijk. Hij is veel te menselijk, te passief ook, om mensen bewust te breken. Als hij al levens vergiftigt, dan is het door zijn uitspraken, en zoals op het einde van het boek ook wordt aangestipt, je kan niet iemand ziek maken indien die niet al openstaat voor de ziekte, voor de twijfel.

Het scharniermoment in het boek komt er wanneer Starnmeer moet beslissen of hij al dan niet seks zal hebben met Bella, de vrouw van zijn leven. Het is een gebeurtenis van monumentaal belang, niet alleen omdat zij nog maagd is, maar omdat ze, na het aanvankelijke twijfelen en spelen en flirten en aftasten, door het fysieke verbonden zullen worden. Het is elkaar het ja-woord geven door de daad.

"Hij ging zijn kamer binnen, maakte licht, wierp zijn regenjas op het bed en stond weer stil, in het midden, nadenkend. Hij was een man met in zich peilloze afgronden naast talrijke ondiepten. Dit was een groot moment, maar groter voor haar dan voor hem, oneindig groter. Hij wist niet wat zij wilde dat hij doen zou, hij wist niet wat hij zelf wilde, hij wist niet of hij wilde als zij. Hij stond doodstil en trachtte zichzelf te peilen, maar hij kon niet de bodem van een stellige wil in zich vinden. Hij voelde wel een hunkeren, maar geen voornemen. Hoe lang hij daar stond, in zijn kamer, in het midden, in het licht, drong niet tot hem door. Hij merkte pas dat hij een sigaret had opgestoken toen zijn hand bezig was het stompje te doven in de asbak."

Dit zijn niet de overwegingen van een Don Juan, een demon, een pervert, een de Sadefiguur die plezier heeft in het vernielen van een maagdelijk wezen. Integendeel, het is een oud geworden Hamlet, zonder wil, maar met een restant geweten die hem doet kiezen voor onthouding.
Het is een mooie scène, waar het woord seks niet eens in voorkomt. De laatste zin (los van een mogelijke analytische lezing van fysieke impotentie) is een perfecte samenvatting van het boek. Hij heeft vuur, hij heeft de mogelijkheid tot genot, maar hij merkt het nauwelijks en laat het uitdoven. Later bekent hij zelfs:

"Ik zal je eens wat zeggen, Ewijk. ik ben soms bang voor het grote, in welke vorm ook, schoonheid, macht genie... Ik was eigenlijk bang voor háár..."

Geen duivel dus. Moeten we het boek dan, met Wuthering Heights in het achterhoofd, lezen als een beschrijving van het noodlot zodat Starnmeer en Bella pionnen zijn in het grote, waarschijnlijk zinloze schaakspel dat met ons allen wordt gespeeld? Of zien Bella en Starnberg zich zelf als personages van WH, in hun drang naar een totale liefde, die niet realistisch, niet menselijk is? Dan is Bella geen slachtoffer van Starnberg, maar is zij, en in mindere mate Starnberg zelf, het slachtoffer van de literatuur. Ze is niet voor niets een bibliothecaresse, de hoedster van boeken, en gekooide dieren durven al eens in opstand komen. Ewijk, de schrijver, gaat ook al aan de literatuur ten onder. Is het boek een waarschuwing voor de gevaren van boeken?

"Dit boek... bevatte vier pagina's, een atoom, waarvan de indruk op haar geest nooit kon worden uitgewist. Niet dat het haar persoonlijkheid zou veranderen, ten goed of ten kwade, want die invloed bezit het boek hoogst zelden, en dan slechts op sensitieve figuren, en meestal ten kwade: de Christen die de Bijbel leest is niet beter dan de Chinees die hem niet leest. Maar wel werd haar hier de eigenlijke macht van het woord geopenbaard... Het goedgeplaatste woord, spontaan opgeweld of met overleg gekozen - om het even-, dat woord heeft die macht op de mens. De mens is schepper van het woord, maar zijn schepping heeft haar bedenkelijke kant. Het woord is alles, het kan balsem wezen en dolk... Zij was aangestast, beschadigd door het woord van Starnmeer."

De naam Starnmeer deed me denken aan een zee van sterren, een koude leegte en dus meteen een beeld van de onverschilligheid van het heelal. Maar Bordewijk is zorgvuldig in het naamgeven, dus googelde ik voor alle zekerheid 'Starnmeer' en het blijkt een plek in de provincie Noord-Holland te zijn, oorspronkelijk een moeras. Dat is natuurlijk een passender beeld voor Starnmeer dan een vernieler: een verzinker. Op het einde van het boek staan Starnmeer en Ewijk in de verwilderde tuin van Starnmeers landgoed, aan "een zwart vijvertje waar het slijkerig geurde. Een lichte beklemming lag over het water."
Die geur speelt Ewijk al een tijdje parten. Het is de geur van verrotting die doorheen het boek zijn aftakeling aankondigde .

"Nu herlees ik veel...Ik heb mijn litteratuur absoluut gehamsterd. Voor mijn hele leven heb ik genoeg. Mijn mooiste momenten zijn het herdenken... Daar, bijvoorbeeld de Brontë's."

Is dat 25 jaar onbewust in mijn hoofd blijven liggen, zodat ik nu niet alleen Wuthering Heights wil herlezen, maar ook Apollyon zelf? Want hoe bizar dit boek ook is, compleet met dansende reuzinnen, ik weet nog steeds niet wat de aantrekking was voor een vijftienjarige. Misschien was het de analyse van onderlinge relaties die me toen al intrigeerde, een ander land waarvan ik voor het eerst een glimp opving. Misschien was het mijn idee dat dit een echt boek was met intelligente personages. Ik weet het niet zeker. Dit boek neemt me niet over de zeeën van verloren tijd heen, tot bij mijn jonge ik. Het herleesexperiment is deze keer mislukt. Wat niet wegneemt dat ik meer van Bordewijk wil lezen.

vrijdag 17 april 2009

Herzog. Saul Bellow (1964)



1st: If I am out of my mind, it’s all right with me, thought Moses Herzog.

De laatste tijd ben ik te ongeduldig om te lezen, echt te lezen. Ik glij slordig over de woorden en denk, zal dit ooit wel herlezen. Idioot, natuurlijk, kan het beter meteen goed doen. Het overkomt me zelfs bij goeie schrijvers. Het viel me voor het eerst op in The Recognitions en nog meer in Manhattan Transfer, waar ik soms in de verleiding kwam om hele pagina’s over te slaan, niet omdat ik wilde weten wat er nog kwam, maar omdat ik wist wat er ging komen, namelijk meer van hetzelfde. Ik kan blijkbaar niet zonder verhaal.

Niet dat het narratieve element zaligmakend is. Las vandaag iets van Patricia Duncker: The Deadly Distance Between, en dat was niet alleen verhaal, maar ook pure onzin. (Heb de recensies gelezen en ben blijkbaar de enige die dat vind.) Het is een hutsepot van Frankenstein en Freud. Het had zo goed kunnen zijn, maar ze is een luie schrijfster. Veel van wat ik graag had meegemaakt in enkele pagina’s, bijvoorbeeld hoe de zoon de moeder tiraniseert, dat ‘vertelt’ ze ons snel. Laat ons dat zien, meiske. Wat belet je anders om maar meteen het hele boek in tien pagina’s samen te vatten? En waarom moet die jongen (die ik met de beste wil van de wereld niet als een jongen kan zien, maar als een androgyne figuur, een onbestaande tiener, een hoofd-personage, bedacht, niet gevoeld) naar het labo als daar verder niks mee gebeurt? Het is 'a load of bollocks', en dan heb ik het nog niet over de plot, ben soepel vandaag. Dus toch maar verder met Herzog, die te goed is om nonchalant te lezen, ook al zit er geen vaart in.
Wat pik ik mee? De zelfzekerheid, het onbevreesde waarmee hij schrijft:

All the elders had beards rich, full of religion

The long veins winding in the arms, an ancient system, of greater antiquity than the Jews themselves.

en hoe hij iemand beschrijft zonder te vervallen in een fysieke analyse: reproachful mouth, bitter eyes…

Vrolijk is het niet:

People wish life to end. They have polluted it. Courage, honor, frankness, friendship, duty, all made filthy. Sullied. So that we loathe the daily bread that prolongs useless existence. There was a time when men were born, lived and died. But do you call these men? We are only creatures. Death itself must be tired of us. I can see Death coming before God to say ‘What shall I do? There is no more grandeur in being Death. Release me God, from this meanness.


Een woordje uitleg

Dit zijn drie blogs:
een voor boeken quasi vergeten door de literaire wereld,
eentje voor boeken die ik me ondanks mijn jeudig enthousiasme nauwelijks kan herinneren en
eentje voor die boeken die men beter was vergeten maar die helaas toch van (meestal Vlaamse) persen rolden.
Opmerkingen over wat ik verder lees zullen af en toe opduiken, dus wordt het de voorspelbare mix van recensies, mini-essays en kritieken, galspuwerij, flarden en citaten.